Martin Kaye was de man die Paradiso tussen 1972 en 1983 smoel gaf met zijn affiche-ontwerpen. Hij stierf in 1989, maar zijn werk, groeide uit tot ‘een DNA-streng’ in de popgeschiedenis….
Henrico Prins / Volkskrant 1 december 2006
Op zeker moment, eind jaren zestig, liep Martin Kaye zomaar rond in Amsterdam, en niemand wist waar hij vandaan kwam. Een wollige verschijning moet hij zijn geweest, een man met een baard, en een sigaretje in de mondhoek, die zich hooguit door zijn leeftijd onderscheidde van de weirde types waarvan de stad in die tijd vergeven was.Martin Kaye was van 1932, en later is wel uitgerekend dat hij in 1968 zijn entree in Nederland maakte; de modale hippie in Amsterdam, het toenmalige ‘magies sentrum’ van de wereld, was aanzienlijk jonger dan hij, en zal hem hebben gezien als een interessant soort opa. Op die manier – als een oudere man van wie je wat kon opsteken – maakte Kaye begin jaren zeventig vermoedelijk ook zijn opwachting in Paradiso, de popzaal die destijds vooral bekendstond om zijn zegenrijke jongerenwerk in de sociaal-culturele sector.Kaye woonde aanvankelijk op een bootje dat ergens in de grachten dreef, maar toen het op een dag zonk en hij als een verzopen kat aan land kroop, vond hij onderdak in de gekraakte Krishna-tempel aan de Bethaniënstraat. In Paradiso verwierf hij enige faam als ‘Martin the Mobile Maker’. Op zondagmiddag, bij de zogeheten Werkschuit-activiteiten, hielp hij ouders en kinderen bij het knutselen – het maken van mobiles, in de lucht zwevende figuren aan touwtjes en ringetjes, was zijn specialiteit.Zijn echte vakmanschap school in het zeefdrukken, iets wat hij een tijdje had kunnen laten zien in de onder de Vondelparkbrug gevestigde club Lijn 3. Begin jaren zeventig kwam hij met zijn zeefdrukkerij permanent in de kelders van Paradiso terecht. Daar zat ook de Akademie Inferno, waar liefhebbers leer bewerkten en zich de kunst van het offset-batikken machtig maakten.Martin Kaye werd de vaste zeefdrukker van Paradiso. Vanaf 1972 heeft hij, totdat een onwillige hand hem het werken in 1983 onmogelijk maakte, zeker vijftienhonderd verschillende affiches voor Paradiso gemaakt. Vooraanstaande drukkers en ontwerpers houden hem tegenwoordig voor een van de grote namen in de historie van de Nederlandse zeefdrukkunst.Over waar hij dat vak precies leerde, deed Kaye meestal wat schimmig. Peter van der Linde, die hem als kraker van de Krishna-tempel huisvesting bood, herinnert zich dat Kaye weleens schermde met een verhaal over Japan, waar hij op verlof was na een tocht met een koopvaardijschip. Daar zou hij de techniek van het zeefdrukken van dichtbij hebben gezien. Maar al eerder, in zijn geboorteplaats Londen, had hij gewerkt bij een ‘sign maker’, een bedrijf dat etalages inrichtte en gespecialiseerd was in het maken van posters en uithangborden.Naar Londen keerde hij, na zijn kortstondig verblijf in Japan, ook terug. Hij ging portretten tekenen op de trappen van de National Gallery. Maar de stad was hem niet bruisend genoeg, en hij waagde de oversteek naar Amsterdam. Hoewel hij hardnekkig weigerde een woord Nederlands te spreken – hij kon het uitstekend verstaan – moet het er hem goed zijn bevallen. Hij is er blijven wonen tot zijn dood, in 1989.
Zijn glorietijd bestaat ongetwijfeld uit de jaren die hij, vaak onder de trappelende voeten van het publiek, doorbracht in de krochten van Paradiso. Ed Visser leerde Kaye daar in de zeefdrukkerij kennen. Visser was destijds bevriend met Peter van der Linde, die hem bij Kaye introduceerde. Zowel Visser als Van der Linde is later drukker geworden. ‘Martin had een unieke kwaliteit’, zegt Visser. ‘Hij kon in de poster een lichtje laten schijnen.’Van der Linde, die met Kaye een grote liefde deelde voor letters en typografie, roemt hem om zijn elementaire manier van zeefdrukken. ‘Ik vond het heel apart; ik leerde ineens een heel andere school van zeefdrukken kennen. Martin maakte veel gebruik van irisdruk, met verlopende kleuren. Dat was hier toen nauwelijks bekend.’Kaye sneed elke letter zelf met de hand uit – een heidens karwei, een priegelwerkje bovendien. Hij hechtte aan duidelijke letters en hij kon zich opwinden als de poster veel tekst moest bevatten. ‘Hij hield er één belangrijk criterium op na’, zegt Ed Visser. ‘Zijn affiches moesten ook leesbaar zijn als je er op de fiets voorbijreed.’ Alleen al daardoor was onmiddellijk duidelijk dat het een poster van Paradiso betrof – of de naam van het podium nou in grote of kleine letters was afgedrukt.
Voor elk programma maakte Kaye 120 tot 180 affiches, twee- tot driemaal per week. Hij drukte meestal ’s nachts; overdag liep hij door de stad: rolletje plakband in de binnenzak, posters onder de arm, zijn hond Lady aan zijn zijde. Voor zijn werk wilde hij verzekerd zijn van de mooiste plakplekjes; hij liet dat niet graag over aan een ander. ‘Vergeleken met de ladingen drukwerk die je nu over je krijgt uitgestort, waren het niet eens zo veel posters’, zegt Peter van der Linde. ‘Maar je zag ze overal.’In 1983 kreeg Kaye pijn aan een hand. Hij kon niet meer drukken, werd gedeeltelijk afgekeurd en staakte noodgedwongen, op 51-jarige leeftijd, zijn werkzaamheden voor Paradiso. Zijn afscheid van het poppodium zal niet in een heel goede sfeer zijn verlopen, veronderstelt Peter van der Lindes echtgenote Conchita, die Kaye al in 1969 in club Lijn 3 leerde kennen. ‘Hij praatte er niet graag over. Het heeft hem verbitterd gemaakt.’Peter van der Linde noemt hem een lieve man, die niettemin ‘een vreselijke driftkikker kon zijn’. Popfotograaf Lex van Rossen, wiens werk geregeld figureert in het oeuvre van Kaye, zegt dat de drukker ‘nogal nors uit de hoek kon komen’. Conchita van der Linde zegt dat hij beschikte over de eigenschap ‘de hele meute tegen zich in het harnas te jagen’.
Met een uitkerinkje wijdde Kaye zich na 1983 aan wat hem misschien wel het allerliefst was: de typografie. Hij legde een index aan van lettertypen, in de hoop die te kunnen vervolmaken. ‘Hij had contact met beroemde typografen over de hele wereld’, zegt Peter van der Linde. Multomappen vol eigenhandig uitgeknipte, keurig gerubriceerde lettertypes zijn bewaard gebleven; in 1985 verscheen zijn boek AlphaBets etCetera.Hij kreeg midden jaren tachtig last van longemfyseem, gevolg van jarenlang roken; dat hij nachten achtereen ‘met zijn kop in de giftige dampen hing’, zoals Ed Visser het uitdrukt, eiste ook zijn tol. Zijn dood had niettemin een heel andere oorzaak.
In 1989 werd Martin Kaye, in de nacht na zijn 57ste verjaardag, vermoord.Peter en Conchita van der Linde, die hem het best kenden en hem het meest na stonden, zijn twee jaar lang bezig geweest iets te zeggen te krijgen over zijn nalatenschap. Daaronder bevond zich niet alleen de letterverzameling, maar ook een enorme stapel Paradiso-affiches. In 1991 richtten ze de Stichting Martin Kaye op. Hun grootste belang: het toegankelijk maken en houden van de posters die Kaye voor Paradiso drukte.Twee jaar geleden was een deel van de collectie – er zijn 1.048 verschillende affiches bewaard gebleven – te zien in het AfficheMuseum in Hoorn. Daar is de verzameling nu permanent opgeslagen. Dubbele exemplaren, samen een ‘schaduwverzameling’ vormend, worden de komende tijd bij opbod verkocht.
Het startschot voor de veiling wordt zaterdag en zondag gegeven op de Mega Platen en Cd Beurs in Utrecht, waar veel van Kayes affiches te zien zijn.In 2004 werd in Oostenrijk een dief aangehouden die offerblokken in kerken leegroofde. Kort na zijn arrestatie bekende de Oostenrijker een moord die hij, jaren daarvoor, in Amsterdam gepleegd had – de moord op Martin Kaye. De dader is veroordeeld tot zeventien jaar gevangenisstraf.Peter en Conchita van der Linde praten er niet graag over. Liever vertelt Peter van der Linde over de droom die Kaye er stiekem op nahield. ‘Hij had graag eens een hit willen componeren. Eén liedje – een nummer dat iedereen bijblijft.’ Ed Visser denkt dat Kaye iets blijvends heeft nagelaten met zijn affiches. ‘Ik zie dat werk als een DNA-streng in de popgeschiedenis.’ Hij hoopt dat de posters verspreid raken onder muziekliefhebbers. ‘Dan blijft het verhaal langer levend.’